Over liefde en loyaliteit

In Douglas Stuart’s autobiografische debuut ‘Shuggie Bain’ (2020) maken we kennis met de zeer arme onderkant van de samenleving in Glasgow, eind jaren negentig. Het boek, dat werd bekroond met de Booker Prize in 2020, is opgebouwd in vijf, naar de woonplaatsen genoemde delen krijgen we een inkijkje in het leven van Shuggie Bain, het jongetje dat zo dapper vecht voor z’n bestaan.

Dat leven wordt vooral bepaald door moeder Agnes, die permanent dronken is en die Shuggie, noch dochter Catherine, noch zoon Leek een veilige jeugd kan bieden.

Vader Shug, taxichauffeur, kijkt niet naar z’n zoon om, op school wordt hij gepest en voor homo uitgescholden. Shuggie voelt zich verantwoordelijk voor het welzijn van z’n moeder, die niet in staat is te stoppen met drinken. De troosteloosheid van hun bestaan is zeer beeldend beschreven en greep me bij tijd en wijle naar de keel.

Het boek, dat 444 bladzijden bevat, is opgebouwd als raamvertelling: deel 1 en 5 spelen zich af in 1992 in de South Side van Glasgow. Daartussen beschrijft de auteur de jaren 1981, 1982 en 1989, de periode van Thatcher en de grote werkloosheid tot aan de val van de muur in Berlijn. Ontslagen vallen bij de ijzerfabriek, de scheepswerven, de mijnen. Wat rest in het landschap zijn de geraamtes van leegstaande bedrijven als Clyde Shipworks en Springburn Railworks.

De auteur neemt geen blad voor z’n mond. In heel veel dialogen, met af en toe reflectie hanteert hij grof taalgebruik. Daarin, en in maatschappelijke context doet het boek mij denken aan ‘A Star Called Henry’ van Roddy Doyle, dat zich afspeelt in Dublin, begin twintigste eeuw.

Poëtisch wordt het als hij schrijft over de zwarte sintelbergen bij de verlaten mijnen, die zich uitstrekten ‘als golven van een versteende zee’.

Als ze verhuizen naar Pithead is de troosteloosheid compleet. De vrouwen uit de nieuwe buurt, rokend, gekleed in joggingbroeken, dusters, pantoffels en met ongekamde haren verwelkomen hen kritisch. De mannen sjokken in kompels van de kroeg naar huis, zoals ze vroeger deden toen ze nog in de mijn werkten. Het huis is tochtig, klein en vervallen. Shug, die regelmatig vreemd gaat, kondigt aan dat hij genoeg heeft van z’n vrouw Agnes vanwege haar gezuip. Af en toe komt hij nog naar haar toe om z’n gerief te halen.

Als Agnes er met hulp van de AA toch in slaagt enige tijd van de drank af te blijven, zijn Shuggie en Leek trots op haar (Cath is inmiddels vertrokken naar Zuid-Afrika) en lijkt hun leven een positieve wending te krijgen. Agnes houdt het echter niet vol. De drank wordt haar dood. Leek waarschuwt z’n broer dat het mis gaat met haar, dat ze zichzelf te gronde richt, en dat hij aan zichzelf moet denken, maar Shuggie hoopt haar nog te kunnen redden. Hij blijft alleen achter met een groot schuldgevoel.

Douglas Stuart, Shuggie Bain, uitgave van Grove Press, New York, 2020

Nederlandse vertaling Inger Limburg een Lucie van Rooijen, uitgeverij Nieuw Amsterdam, 2021

Roddy Doyle, A Star Called Henry, London, 1999

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *