‘Hoe ging het bij de auditie?’
‘O, wel goed eigenlijk. Ik besef me nu opeens dat dit is wat ik echt wil.’
‘Ik besef.’
‘Dat zeg ik toch, besef?’
‘Nee, je zei ‘ik besef me’. Dat ‘me’ hoort er niet bij.’
‘O, sinds wanneer? Ik hoor het iedereen zeggen.’
‘Jawel, maar dat is fout. Je haalt twee dingen door elkaar.’
‘Huh, hoezo, wat dan?’
‘Het is ‘ik besef’, zonder ‘me’ dus. Of je zegt ‘ik realiseer me’, met ‘me’ dus. Het woord ‘beseffen’ betekent dat je het doorhebt, dat je het weet. Bij beseffen hoort geen wederkerend voornaamwoord. Als je ‘realiseren’ gebruikt, in dezelfde betekenis, dan heb je wel een wederkerend voornaamwoord nodig, me dus. Je zegt dus wel ‘ik realiseer me’.’
‘O. Weet je het zeker? Ik zeg het al m’n hele leven, ‘ik besef me’.
‘Nee, hoor, dat denk ik niet. In je moedertaal krijg je met de paplepel ingegoten, wat wel en niet fout is. Ik denk dat jij het gewoon goed geleerd hebt en het later bent gaan veranderen omdat iedereen in je omgeving het fout begon te zeggen.’
‘Dat snap ik. Maar als iedereen het nou fout zegt, dan is het toch eigenlijk gewoon goed?’
‘Ja, dat zal ook wel gebeuren. Over tien jaar. Als iedereen het maar lang genoeg fout zegt, wordt dat op den duur gewoon het goede woord. Maar nu is het nog fout.’
‘Nou ja. Ik hoor het echt overal. Jij bent de eerste die er iets van zegt.’
‘Weet ik. Het is gewoon een verhaspeling van twee verschillende woorden. Die worden gewoon een beetje door elkaar gehaald. Contaminatie noemen ze dat.’
‘En jij irriteert je daar blijkbaar aan?’
‘Ergert.’
‘Wat?’
‘Ik erger me daaraan. Ergeren. Met een wederkerend voornaamwoord.’
‘En irriteert?’
‘Zonder.’
‘Irritant.’