De moeder in de gelijknamige roman van Maxim Gorki (1868-1936) raakt na een gewelddadig huwelijk steeds meer in de ban van de jonge revolutionairen met wie ze via haar zoon in aanraking komt. Het is 1907, over tien jaar zal de Russische revolutie uitbreken onder leiding van Lenin en geïnspireerd door Marx. Er is dan al onvrede, onder de arbeiders die moeten werken en leven onder erbarmelijke omstandigheden en onder de boeren die vrijwel hun gehele oogst ter beschikking moeten stellen aan de tsaar.
Als de jonge Pavel wordt opgepakt en in de gevangenis belandt, neemt zijn moeder de verspreiding van de revolutionaire teksten onder de fabrieksarbeiders op zich. Steeds meer wordt de moeder steun en toeverlaat van de jonge strijders. Na een schijnproces waarin Pavel een indrukwekkende rede houdt ter verdediging van het standpunt van de revolutionairen, wordt hij samen met zijn kameraden verbannen naar Siberië. De moeder gaat op weg om het pamflet met de redevoering van haar zoon verder te verspreiden. Dan wordt ook zij opgepakt.
De stijl is niet de sterkste kant in deze roman van Gorki, het is geen literair genieten tijdens het lezen. De meeste personages blijven wat vlak, alleen de vriend van Pavel, Andrej komt tot leven en natuurlijk de moeder.
Wie is de moeder, die Gorki naamloos opvoert in deze roman? Tijdens haar liefdeloze huwelijk had ze geen enkele zeggenschap over zichzelf en moest van haar immer dronken echtgenoot vele klappen ondergaan. Ze had haar geloof, verder stond ze er alleen voor. De moeder heeft de armoede en het troosteloze bestaan aan den lijve ervaren. Als haar zoon haar vertelt dat hij niet van plan is zijn leven ook op deze manier te leiden, is ze aanvankelijk sceptisch en vreest de gevolgen voor zijn opstandigheid jegens het gezag. Uit liefde helpt ze hem en zijn vrienden. Gaandeweg begrijpt ze dat de vrije levenshouding van haar zoon en zijn kameraden de juiste weg is en ook voor haar bevrijding kan betekenen.
Maxim Gorki – De moeder. Oorspronkelijke tekst 1907. Vertaald uit het Russisch door Peter Charles, met een voorwoord door Arthur Langeveld. De Arbeiderspers, 2015, Amsterdam. 382 bladzijden.