‘Weet je wat ik een van de mooiste woorden in de Nederlandse taal vind?’
‘Wat dan?’
‘Het woord herfst. Die bijzonder zachte klank, die vind ik mooi.’
Mijn vriendin met wie ik een koffietafelgesprek voer proeft het woord op haar tong.
‘Als je het woord herfst uitspreekt, begin je al met een zachte, onhoorbare klank, de h,’ begin ik, terwijl we wachten op de koffie met appeltaart.
‘In de taalkunde hoort de h bij de stemloze medeklinkers, dat zijn de klinkers waarbij de stembanden niet meetrillen als je ze uitspreekt.’
‘Een koffie en een cappuccino?’ vraagt de serveerster en kijkt ons aan. Ze zet de kopjes en de taart neer. ‘Na die h volgt dan die zachte e, een korte klinker.’
‘Een heel voorzichtig begin.’
We nemen begerig een hap van onze appeltaart.
‘Inderdaad,’ zeg ik, met m’n mond nog vol. ‘En dan, heel natuurlijk, volgt een reeks letters achter elkaar. Vier medeklinkers, die zomaar zonder tussenkomst van een klinker op het eind van het woord afstormen.’
‘Mmm. Hij is lekker.’
‘De r, de f, de s en de t staan op zo’n manier achter elkaar dat het onmogelijk is het woord snel uit te spreken. Probeer het maar.’
We oefenen even een snelle herfst, maar het is onbegonnen werk.
‘Je moet de letters als het ware een voor een tussen je lippen door naar buiten laten gaan, laten glippen eigenlijk. Je kunt onmogelijk een punt maken als je dit woord uitspreekt.’
‘Ik begrijp wat je bedoelt,’ zegt mijn vriendin. ‘Als je herfst zegt, lijkt het wel alsof het woord mist al in de verte opdoemt.’
‘Ja, dat is mooi!’
De appeltaart is te lekker. Hij is niet overdreven warm, zodat-ie nog een bite heeft.
‘Waar zou dat woord eigenlijk vandaan komen, herfst?’
‘Het komt van het Indo-Europees, van het woord ‘heruistmanoth’.’
‘Jee, daar kun je al gemakkelijk het woord herfstmaand in herkennen!’
‘Zeker. Ik vind vooral die opeenstapeling van al die medeklinkers zo bizar. En dan heb ik het nog niet eens over herfststorm en herfststemming.’
‘Ja, die moet je ook heel bedachtzaam uitspreken.’
‘Hij is goed, hè, die taart?’
‘Heerlijk, echt herfsteten.’
‘Wat je zegt, een taart van herfstooft.’
‘O ja, dat is ook nog een heel oud woord volgens mij. Toch?’
‘Absoluut. Komt van het Oudnederlandse opeten, uit 900. Lekker woord ook, ooft.’
‘Nog een bakkie?’
‘Lekker.’
‘Met nog wat ooft?’