Het stoplicht op de ’s Gravendijkwal springt op rood. We stappen af, een jonge vader en ik. Hij heeft geen kinderzitje en draagt z’n zoontje van een jaar of twee op de arm. Het ventje kijkt met grote ogen om zich heen in het ruime donker. Overal snelle auto’s met felle lichten, een ambulance rijdt met gillende sirene naar het ziekenhuis.
Zijn blik doet me denken aan de tijd dat wij als kinderen ’s avonds ook wel eens zo laat op straat waren als we terugkeerden van een bezoek aan mijn opa en oma op Zuid. Het moet eind jaren vijftig zijn geweest, ik was een jaar of zes en mijn zusje ruim twee, ze liep al.
Na de visite liepen we naar de Feijenoordbrug, naar het Breeplein, de halte van bus 52, richting Centraal. Het was zo’n tien jaar na het einde van de oorlog en we hadden nog geen auto. De overvloed van de jaren zestig moest nog komen.
Via de Pleinweg en de Strevelsweg dook de bus de tunnel in en ging dan verder over de ’s Gravendijkwal. Op het stationsplein moesten we overstappen. Het was er druk. Bussen reden af en aan. Tingelende trams kwamen piepend in hun rails de bocht om rijden. Het donker gaf de illusie van beslotenheid, maar had ook iets dreigends. Het leven zag er opeens heel anders uit dan overdag.
Terwijl we wachtten op bus 33 naar Overschie keken we onze ogen uit. We tuurden naar de knipperende neonletters van R-I-Z-L-A en Hooijmeijer Beschuit op het majestueuze Groothandelsgebouw, waarvan de naam toen nog gewoon aan elkaar werd geschreven, omdat het om een gebouw van de groothandel ging.
In de korte film ‘Verhalen van staal en steen’ van Museum Rotterdam legt de voice over uit de jaren vijftig nog de klemtoon op de eerste lettergreep. Het modernistische ontwerp van architect Maaskant, opgetrokken in beton, staal en glas is inmiddels een rijksmonument en symbool van de wederopbouw, want in de oorlog waren veel Rotterdamse groothandelaren hun gebouwen kwijtgeraakt. Begin deze eeuw is een spatie toegevoegd; het is nu een groot handelsgebouw met kantoren en dienstverlenende instellingen.
Het was een avontuur, die reis met de bus in het donker van zuid naar noord. Ik hoop dat de jonge vader en zijn zoontje veilig zijn thuisgekomen.
Veel herkenbaars in deze column. Ik groeide ook op in de jaren vijftig in Overschie. Mijn oma woonde dichtbij de Kruiskade, dus bus 33 namen wij ook vaak. En het Groothandelsgebouw leek een onneembarevesting.
Trouwens vanmiddag zag ik in Middelburg nog een asielzoeker op de fiets met zijn kind tegen de borst geklemd. Het kind hield hem stevig vast.
Dank voor je reactie, Henny. Leuk dat jij die sfeer daar bij het Centraal Station ook zo hebt gekend.
Ik heb onlangs nog een paar keer met familie in cafe Engels geluncht. De eerste keer voordat het opnieuw aangekleed was en de tweede keer na de “renovatie”. Het is voor onze generatie inderdaad een plek met een ‘geschiedenis’.
Zullen wij er eens een kop koffie gaan drinken, Olga?
Ik heb onlangs nog een paar keer met familie in cafe Engels geluncht. De eerste keer nog in de oude, erbarmelijke, staat en de tweede keer na de “renovatie”. Het is voor onze generatie inderdaad een gebouw dat in onze eigen geschiedenis een apart plekje heeft.
Olga, zullen wij er eens een kop koffie gaan drinken?
Dat gaan we doen, Henny!