Een van de fijnste herinneringen aan mijn lessen literatuur is het voorleesuur. Aan het eind van de dag, liefst op vrijdagmiddag, hadden veel leerlingen behoefte aan een moment van rust en reflectie. Hoe heerlijk was het om dan alleen maar rustig te mogen zitten luisteren naar de stem van de juf die je liet kennismaken met een boek dat je zelf niet zo snel gekozen zou hebben.
Leerlingen in de bovenbouw hebben vaak geen flauw idee met welk boek ze moeten beginnen. De geringe eisen die de Tweede Fase aan de leeslijst stelt, geven geen aanwijzing: mavo zes boeken, havo acht boeken en vwo twaalf, waarvan drie uit de periode vóór 1880. Vaak wordt geen chronologische volgorde opgelegd, niets is verplicht. Doordat scholen zelfs niet-literair werk toestaan is de keuze enorm.
Hoe te kiezen? Docenten promoten hun favoriete boeken, want zij examineren de leerlingen. Toen de verplichte lijst nog bestond, van zo’n 25 boeken, verdeeld over de perioden in de literatuurgeschiedenis, was het makkelijker een grote hoeveelheid boeken per leerling te bevragen, omdat je als docent alle literatuur van voorbije eeuwen paraat had en je je alleen op recente boeken moest voorbereiden. Vandaag de dag moet een docent alle verschenen boeken kennen, van oude literatuur tot literaire thrillers, soms zelfs vertaald werk, vaak van zo gering mogelijke omvang.
Was dat zo belangrijk, die verplichte literatuurlijst? Ik denk dat kennis van de canon van de Nederlandse literatuur een band schept tussen mensen en generaties. Doordat we allemaal dezelfde kennis hebben over beeldende kunst, weet iedereen dat De Nachtwacht het beroemdste schilderij van Rembrandt is, dat Het Straatje werd geschilderd door Vermeer en dat De Zonnebloemen van Van Gogh zijn.
Waarom staan we dan toe dat in het collectief geheugen van onze hoogst opgeleide leerlingen níet Sara Burgerhart, Eline Vere, Max Havelaar, Kaas, Het uur U, De Avonden, Nooit meer slapen, De Aanslag, De Uitvreter, Bint, Mei, De tranen der acacia’s, Lucifer, Eenzaam avontuur, Terug naar Oegstgeest, Karakter, De Metsiers, Knielen op een bed violen, Boven is het stil en Joe Speedboot zitten?
Leerlingen die de kans hebben gehad om literair werk te leren lezen, kunnen later gerust kiezen voor niet-literaire auteurs, maar dan hebben ze in de jaren die hen voorbereidden op hoger en wetenschappelijk onderwijs wel kennis gemaakt met literatuur uit ons culturele verleden en spreken ze dezelfde taal als ze praten over personages en boeken, die leerlingen, met hun ouders, met hun grootouders, met hun medestudenten en met hun docenten.
Natuurlijk moet je oudere werken voor leerlingen ontsluiten en dat kost tijd, maar wat is de beloning groot als jaren later blijkt dat je leerlingen echt iets hebt meegegeven voor de rest van hun leven, dat je voorgeschreven literatuurlijst de basis heeft gelegd voor creativiteit en interesse in cultuur. Dat kan gebeuren bij een voorleesuurtje op de vrijdagmiddag.
Met mijn eerste leesboeken verbaasde ik mij over de vorige spelling. Met mijn eerste literatuurlessen verbaasde ik mij over de saaiheid van de teksten.
Toch loop ik trots rond met een t-shirt waar de eerste Nederlandse tekst op staat als opdruk. Ook lees ik soms met veel plezier passage over uit meerdere keren gelezen titels uit mijn boekenkast.
Een chronologische boekenlijst spreekt mij wel aan. Nu is mijn boekenkast nog erg beperkt.
Vriendelijke groet,
Karel ende Elegast saai? Dat is toch een superspannend verhaal!
Leuk dat je een t-shirt draagt met ‘Hebban olla vogala’ erop, waar heb je dat gevonden? Ik leen je graag mijn oude lijst ter aanvulling van je boekenkast.