Justus van Effenblok, deel 3

 

Het Justus van Effenblok in de Rotterdamse wijk Spangen, waarover ik hier al eerder schreef,  is vernoemd naar de Nederlandse schrijver Justus van Effen (1684 – 1735). Hij is bekend van de novelle Kobus en Agnietjedie in 1731 in het tijdschrift ‘De Hollandsche Spectator’ werd gepubliceerd. Het verhaal gaat over twee jongeren die verliefd worden en trouwen, ondanks hun standsverschil, wat in de achttiende eeuw nogal ongebruikelijk was.

Rond 1700 verschenen in ons land, de toenmalige Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in de grote steden de eerste koffiehuizen. De gegoede burgers, voornamelijk kooplieden, journalisten, schrijvers, advocaten, regenten en rijke jongeren kwamen hier koffie drinken, een pijp roken en converseren. Het was wel echt een mannendingetje, want anders dan in Londen en Parijs werden vrouwen in de Nederlandse koffiehuizen niet toegelaten.

De heren bespraken nieuwe boeken en tijdschriften, ze discussieerden over politiek, geloof en levensbeschouwing en ze vergaderden volop. Op de leestafels lagen kranten en spectators met het binnen- en buitenlandse nieuws, want de radio bestond nog niet.

In Londen waren Richard Steele en Joseph Addison, latere oprichters van ‘The Guardian’, begonnen met het weekkrantje ‘The Spectator’. In een spectator, zoals dit nieuwe genre heette, stonden essays waarin de belangrijke onderwerpen uit die tijd zoals opvoeding, geloof en bijgeloof, tolerantie, weelde en armoede en allerlei deugden en ondeugden aan bod kwamen.

In 1731 begon Justus van Effen met ‘De Hollandsche Spectator’, die tot 1735 verscheen. Als de belangrijkste auteur van het krantje noemde hij zich ‘spectator’ (toeschouwer), een man van middelbare leeftijd met veel levenservaring en levenswijsheid. Hij beschreef heikele kwesties op een onpartijdige manier. Intussen nam hij iedereen die in zijn ogen zogenaamd deugdzaam was op de korrel.

Het is wellicht niet verwonderlijk dat juist Justus van Effens naam is geleend voor het bijzondere wooncomplex in Rotterdam waarin communicatie en elkaar tegenkomen in het ontwerp van Michiel Brinkman centraal stonden. Ik ben benieuwd hoe de mensen in Het Blok nu leven. Is er een gezamenlijke plek om elkaar te ontmoeten, een leestafel? Herkennen de bewoners zich nog in dit achttiende eeuwse ideaal? Is het een woonvorm die navolging verdient? Wat vind jij?

Bron: Bert Paasman, Het boek der Verlichting. De 18e eeuw van A tot Z. Amsterdam, 1986

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *