Tamsin Calidas schreef met ‘Ik ben een eiland’ (2021) een spannend boek over haar romantische verlangen terug te gaan naar de natuur. Ik genoot ervan en las het in twee dagen uit. Het is lang geleden dat ik mij uren achtereen in een boek kon opsluiten.
Calidas (pseudoniem) besluit rond haar dertigste samen met echtgenoot Rab na een carrière als fotograaf een punt te zetten achter het hectische leven in een steeds verder verloederende wijk in Londen om het geluk te zoeken op een Schots eilandje in Loch Linnhe.
Ze kopen er een croft, een omheind stuk land met een agrarische bestemming met daarop een al vijf jaar leegstaande vervallen woning. Ze gaan schapen, koeien, kippen en een paard houden.
Het landschap is ruig en onherbergzaam. Het weer toont alle jaargetijden in hun volle glorie: koude winters, hevige herfststormen, zachte lentes en bloedhete zomers. Het huis moet volledig worden opgeknapt, het schapen houden moeten ze nog leren.
De inheemse inwoners van het eiland zijn hen niet welgezind omdat de croft eigenlijk bestemd zou zijn voor familie van de eilanders. De vaak dronken mannen behandelen Tamsin onbeschoft.
Hun kinderwens wordt na verschillende IVF-pogingen niet vervuld. Op het schooltje waar Tamsin werkt verwijten de moeders haar dat ze op het eiland blijft, waar ze, nu ze zelf geen kinderen kan krijgen, niets meer te zoeken heeft. Rab begint een relatie met een andere vrouw en verlaat het eiland.
Cristall en Anthony, die op het eiland van hun pensioen genieten, zijn haar enige vrienden.
Tamsin blijft achter met een kudde schapen en een bouwvallig huis zonder verwarming, zonder stromend water en met een berg schulden. Haar overtuiging dat het leven altijd een worsteling is: “Steeds als je neer wordt geslagen, sta je op,” houdt haar op de been. Ze geeft zich over aan de natuur, gaat dagelijks zwemmen in zee, eet alleen nog maar gewassen die in het wild groeien, leert vuur maken en probeert de voortdurende kou op afstand te houden. Ze ontdekt dat ‘het leven minder ingewikkeld wordt zonder de dagelijkse omgang met mensen’. Met veerkracht en vindingrijkheid overleeft ze in een vijandige omgeving.
Als Anthony sterft en Cristall alleen achter blijft, beloven ze elkaar altijd samen te blijven. Aan Cristall heeft Tamsin haar boek opgedragen.
Het boek is opgebouwd in een klassieke structuur met drie akten (expositie, verwikkeling en afloop) met daarbinnen acht hoofdstukken, geïllustreerd met eigen foto’s. Haar taalgebruik is rijk aan beeldspraken en beschrijvingen ‘strak gezwollen vlasblonde bolsters die zich spannen om open te scheuren’, dat doet denken aan een auteur als Stijn Streuvels.
Calidas werpt ook vragen op. Waarom blijft ze op het eiland wonen in deze erbarmelijke omstandigheden? In hoeverre heeft haar jeugd waarin mishandeling een rol speelde invloed gehad op het feit dat ze haar toevlucht zocht tot de natuur en niet tot mensen?
In dit prachtige egodocument waarin ze in chronologische volgorde perioden uit haar leven op het eiland beschrijft, weet de auteur de spanning tot het einde te bewaken door haar treffende vooruitwijzingen waardoor je als lezer dóór wilt blijven lezen totdat het boek uit is.
Tamsin Calidas, Ik ben een eiland. Uitgeverij Pluim, 2021. Vertaling Hans Kloos.
Oorspronkelijke titel I am an island. Transworld Publishers Ltd, 2020.